In reactie op de consequenties van het coronavirus namen Rijk, provincies en gemeenten ongekende maatregelen die de verdere verspreiding moeten indammen en terugdringen. Dit heeft ertoe geleid dat grote delen van de samenleving tot stilstand zijn gekomen. Om de economische effecten van de maatregelen te dempen is een breed spectrum aan steunregelingen opgetuigd. Eind mei maakte het kabinet bekend deze regelingen, enigszins aangepast en nog steeds zeer omvangrijk, voor drie maanden te verlengen tot een tweede economische steunpakket. Uiteraard heeft de crisisbeheersing en de economische recessie ook gevolgen voor de huidige en toekomstige overheidsinkomsten.
Waarschijnlijk leidt de achteruitgaande economie op termijn tot lagere inkomsten voor Rijk, provincies en gemeenten. Het is echter nog te vroeg om de exacte omvang van deze achteruitgang voldoende betrouwbaar in kaart te brengen. De situatie is zo uitzonderlijk en nieuw dat er geen bruikbare rekenmodellen en data zijn om toetsbare en legitieme cijfers te verkrijgen, die gebruikt kunnen worden voor het opstellen van een Kadernota. Daar komt bij dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn van de lagere overheidsinkomsten voor onder meer het Provinciefonds (en het Gemeentefonds) op iets langere termijn. Ter beeldvorming; een korting van 5% op het Provinciefonds betekent voor de provincie Utrecht een jaarlijks lager bedrag van € 11 mln.
Voor de jaren 2021 en 2022 wordt momenteel intensief overleg gevoerd met het IPO, de VNG, de Unie van Waterschappen en het Rijk over de hoogte van de fondsen en het accres (stijging of daling) voor 2021. Maar er is op het moment van schrijven nog geen akkoord en daarmee dus ook nog geen duidelijkheid vanuit de Meicirculaire.