Bijlage 1 - Financiële doorrekening

Gehanteerde uitgangspunten

In deze tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. De kapitaalslasten voor het mobiliteitsprogramma zijn geactualiseerd op basis van de laatste inzichten en planning. Deze lasten zijn opgenomen als structurele lasten in de jaarschijven 2021-2023. In jaarschijf 2024 is het plafond aan kapitaallasten opgenomen als structurele last: € 10 mln. voor (vaar)wegen en € 25 mln. voor openbaar vervoer. Het deel van de kapitaalslasten dat nog niet benodigd is in het jaar 2024 is als incidentele vrijval gepresenteerd
  2. In de Nota Reserves en voorzieningen is als uitgangspunt gedefinieerd dat “we zo min mogelijk werken met reserves”. Het apart zetten van gelden maakt de financiële huishouding minder transparant en bemoeilijkt de integrale afweging van budgetten en het afleggen van verantwoording. Het streven is om alles via de exploitatie te laten verlopen. Vanuit dat uitgangspunt zijn de huidige bestemmingsreserves beoordeeld, waarbij specifiek de aandacht is gericht op reserves die dienen ter dekking van kapitaallasten. Dit betreft een viertal reserves:
    1. Reserve Ecoducten
    2. Reserve Huisvesting
    3. Reserve ICT
    4. Reserve Kapitaallasten Uithoflijn

Voor de reserves Ecoducten, Huisvesting en ICT stellen we voor om deze op te heffen en per eind 2020 te laten vrijvallen ten gunste van de algemene middelen. Verder stellen we voor om de exploitatiebegroting structureel te verhogen met de lasten die normaliter met deze reserves verrekend zouden worden.
De reserve Kapitaallasten Uithoflijn houden we vooralsnog in stand, omdat voor het project Uithoflijn nog decharge verleend dient te worden.

  1. Mutaties algemene middelen
    1. Uitkering Provinciefonds: op basis van de december circulaire 2019 is de verwachte toename doorgevoerd.
    2. Opcenten motorrijtuigenbelasting: op basis van de actualisatie van de berekening van de opcenten vanuit het Ministerie van BZK zijn de verwachte hogere opbrengsten doorgevoerd.
  2. Indexaties

In de financiële verordening van de provincie is opgenomen dat in de kadernota wordt besloten over het wel of niet toepassen van indexeringen voor loon- en prijsontwikkelingen in de programmabegroting (artikel 5.2). We stellen voor om in de begroting 2021 de budgetten en tarieven op onderstaande wijze te indexeren. Hiermee sluiten we aan op het “Discussiestuk over indexatie van budgetten en tarieven”, welke op 25 maart 2020 in de Commissie FAC is behandeld en op het door PS genomen besluit in 2017 om subsidies aan partnerinstellingen te indexeren.

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in maart 2020 een tabel gepubliceerd waarin deze indexatiecijfers zijn benoemd, als onderdeel van het Centraal Economisch Plan voor 2020.

#

Onderwerp

Type index

2021

2022

2023

2024

1.

Geprognosticeerde loonstijging

Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers

2,8%

2,1%

2,0%

1,7%

2.

Prijscompensatie structurele budgetten aan derden

Op basis van de gemaakte contractuele afspraken en de daarin genoemde percentages

pm

pm

pm

pm

3.

Loon- en prijscompensatie van de voormalige decentralisatie-uitkering verkeer en vervoer

Prijs materiële overheidsconsumptie (imoc)

1,7%

1,5%

1,5%

1,5%

4.

Looncompensatie van subsidies aan partnerinstellingen

Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers

2,8%

2,1%

2,0%

1,7%

5.

Prijscompensatie van subsidies aan partnerinstellingen

Prijs materiële overheidsconsumptie (imoc)

1,7%

1,5%

1,5%

1,5%

6.

Tarieven (van onder meer de Opcenten motorrijtuigenbelasting)

Nationale consumentenprijsindex (cpi)

1,7%

1,6%

1,6%

1,6%

In deze kadernota zijn de bovengenoemde loon- en prijscompensaties berekend en als bedrag gepresenteerd bij de Algemene middelen onder de stelposten. De loon- en prijscompensaties zijn cumulatief berekend (jaar-op-jaar indexatie) tot en met 2024. Na instemmen van Provinciale Staten wordt in de begroting 2021 de betreffende stelpost verdeeld naar de beleidsprogramma’s waar de kosten ook gemaakt gaan worden. Het voor 2021 berekende bedrag wordt daarbij structureel toegekend aan de beleidsprogramma’s.

De bovengenoemde toe te passen loon- en prijscompensatiecijfers voor subsidies (no. 4 en 5) hebben betrekking op partnerinstellingen die structurele exploitatiesubsidie ontvangen van de provincie. Structureel staat hierbij voor een periode langer dan 3 jaar. Voor de jaren ná 2021 geldt dat de opgenomen indexatiepercentages indicatief zijn en jaarlijks in de kadernota worden geactualiseerd op basis van de dan bekende CPB cijfers. Hierbij houden we nadrukkelijk de optie open dat instellingen delen in de gevolgen van een mogelijke “trap-af” systematiek van het Rijk. Dit zal altijd in overleg gaan met de partnerinstellingen. Vooralsnog hebben we een afslag van een kwart van het te indexeren bedrag doorgerekend in de gepresenteerde cijfers vanaf 2022. In de begroting 2021 wordt rekening gehouden met volledige indexatie van de subsidies aan partnerinstellingen.

Voor eventuele overige instellingen die meerjarige exploitatiesubsidies ontvangen vanuit de provincie gelden de afspraken zoals die zijn vastgelegd in de aan hen toegekende subsidiebeschikking.  

Deze pagina is gebouwd op 05/26/2021 14:11:28 met de export van 05/26/2021 14:04:13